In het winkelcentrum staat een kraam met een banner ‘Ik mis je, overal en nergens’. Ik besluit er een kaarsje te branden. Van een afstandje kijkt een meisje op rolschaatsen geïnteresseerd toe.

‘Waarom doe je dat?’

Het meisje is dichterbij gerold en kijkt me nieuwsgierig aan. Grijze ogen in een sproeterig, bleek gezichtje met een natte rode neus. Een rossige vlecht hangt over de schouder van haar roze sweater. Ze friemelt eraan en trekt plukjes uit het vlechtwerk. Op haar afgekloven nagels de restanten van Barbie-roze nagellak. 

‘Dat doe ik omdat ik iemand mis. Een vriendin, die is gestorven. Al een poos geleden. Door dat kleine, warme lichtje blijft de herinnering aan haar levend. Klinkt dat heel gek?’

‘Een beetje wel ja’ grinnikt het meisje terwijl ze haar benen behendig beurtelings naar voren en naar achteren rolt. ‘Als je gestorven bent, ben je toch dood?’

‘Ja, daar heb je helemaal gelijk in. Maar een herinnering gaat niet dood. Wil jij soms ook een kaarsje aansteken? Is er iemand die jij mist?’

‘Kost dat geld?’

‘Nee hoor, dat kost niks.’

‘Oké, dan wil ik het wel.’

Ik geef haar een waxinelichtje en aansteker. Ze gaat heel serieus te werk. Als een mooi plekje voor het kaarsje is gevonden, veegt ze met haar roze mouw langs haar loopneus en zucht met groots gevoel voor drama. ‘Voor Vlinder. Die is vorige week doodgegaan.’

‘Ach’ reageer ik verschrikt ‘en wie is Vlinder? Een vriendinnetje?’

‘Ja, soort van.’

‘Dan was ze nog heel jong. Wat verdrietig.’

Ze knikt bevestigend en trekt haar schouders op in een gebaar van gelaten acceptatie. ‘Ik moest ook heel hard huilen. Maar ja, ze was al twee. Da’s best oud voor een rat. Nou doei, ik ga weer.’

Behendig skate ze weg. De rafelige staart wappert op haar rug.

Glimlachend kijk ik naar het kaarsje van Vlinder de rat. Het brandt helder naast die van mijn vriendin. Ze zou het ‘kotstelijk’ hebben gevonden.

Gerda Lether