Een gezellige borrel. Ik zit midden in een goed gesprek met twee vrouwelijke vijftigers. Een jonge knul stuitert met een grote grijns tussen ons in. Zo te zien heeft hij de hele dag uitgekeken naar dit feestje en zich goed voorbereid door inname van de nodige middelen.
“Ik vind jullie ech… ech… t.t.t.of…” klinkt het van onder een zwart petje. We nemen de aandoenlijke boodschap voor kennisgeving aan en pakken ons gesprek weer op.
“T.t.offf bitches zijn jullie. Ech waa… Tof, tof bitches”. We bekijken de knul verbaasd in de hoop dat we hem niet goed verstaan hebben. Maar drie paar grote ogen worden blijkbaar als aanmoediging gezien. Hij gaat in de repeatstand. Zijn blik en mimiek doen me denken aan een overenthousiaste, kwispelende pup.
“Noem je ons nou echt bitches? Heb je enige idee wat dat betekent? En bedoel je soms tough?” probeer ik nog moederlijk. Maar deze vragen leiden slechts tot een ongeremd herhalen van de ‘toffe tekst’.
Mijn nekharen schieten overeind. Een vriend van de dolgedraaide pup ziet dat ik op het punt sta een corrigerende grauw uit te delen. “Hij bedoelt het goed. Tegenwoordig is ‘tough bitch’ een compliment. Zo moet je dat ook zien.”
“Excuse me?” bijt ik terug. “Moet ik nu opzitten en pootjes geven? Of mag ik misschien zelf bepalen wat ik als een compliment ervaar?”
Er ontspint zich een discussie waarbij iemand probeert te sussen met “typisch een generatiedingetje.” De knul met pet oefent nog steeds kwispelend zijn toffe intenties.
Ik besluit generatiegetrouw te reageren. Als een oude Alfa spreek ik de roedel toe: “Ik geloof niet dat dit iets met generaties te maken heeft. Maar alles met respect.” Tegen petje grom ik met opgetrokken bovenlip: “Hopelijk ben je ingeënt? Want als je me nog één keer tof complimenteert grijp ik je in je nekvel en laat niet meer los.”
Gerda Lether