De natuur trekt zich terug in warme tinten. Als feestelijk afscheid van een lange zomer strooien bomen kleurrijke confetti uit over slingerende sigarettenpeuken, snoepwikkels, wietzakjes en pizzadozen. Nu de tijd van verstilling nadert wordt de rotzooi van de wereld bedekt met de mantel in de kleur der liefde. Japanse esdoorn en Amerikaanse eik rollen over grijze tegels een rode loper uit.

Het duurt niet lang of de blaaskapel mengt zich in het feestgedruis. Nu de barbecue winterklaar onder de cover slaapt, wapenen tuinbezitters zich met een stoere bladblazer. Elke buurt kent Rambo’s en Terminators die luid grommend trillende espenbladeren te lijf gaan. De grensbewakers van de strakke designtuin blazen elke gekleurde indringer meedogenloos van het tuinpad en versnipperen verwaaide zwervers naar de vergetelheid.

Daar waar bomen erg hun best doen om de treurnis van de wereld kleurrijk te bedekken, klinken stemmen die roepen om de bijl. ‘Weg uit onze wijk met die asociale rotzooimakers. Ze bieden ook nog eens onderdak aan vreemde vogels die poepen op onze heilige koeien. Foei! Klaar met die onaangepaste stammen. Uitroeien, met wortel en tak.’

Verbeeld ik het me, of kleuren de bomen elk jaar wat later? Steeds wat schaamroder? Alsof ze zich fluisterend verontschuldigen voor elk dwarrelend blad. ‘Sorry… sorry voor de overlast. Oei, weer ééntje losgelaten. Neemt u mij niet kwalijk.’

Bladblazers en bezemwagens vegen de verontschuldigingen snel van het tapijt. Zo blijft de weg schoon voor scooterende pizzabezorgers en zwaarbeladen koeriers. Want zo hoort het natuurlijk.

Gerda Lether