Onze eerste afspraak. Hij is jong. Ik schat van hetzelfde bouwjaar als mijn zoon. Hij noemt mijn naam en ik volg hem gedwee. Hij heeft er duidelijk zin in en wijst waar ik moet gaan liggen. Enthousiast buigt hij zich over mijn belegen lijf. Zijn onderzoekende vingers vinden geroutineerd mijn knopen. “Hmmm, die ga ik lekker losmaken”. Ik protesteer niet.
Met zijn volle gewicht leunt hij op mijn borstkast terwijl ik diep zucht. Dan duwt hij me zo krachtig naar beneden dat ik ergens iets hoor knappen. Dat stemt mijn Tarzan tevreden. Ik ben allang blij dat er – naast zuchten – geen andere, genante luchtjes zijn ontsnapt. Maar we zijn er nog niet. Genadeloos klemt hij me vast, tilt me op en draait me in haarspeldbochten. Met zijn knokkels bewerkt hij mijn kreunende vlees. Trefzeker ontdekt hij gevoelige plekken, masseert, duwt en kneedt. Na een onstuimig half uur komt er een abrupt einde aan onze ontmoeting.
Nog een paar dagen geniet ik na. Beurse plekken en zeurende spieren herinneren aan zijn stevige aanpak. Maar ja, ik had er zelf om gevraagd. “Doe maar één met lekker stevige handen” heb ik overmoedig geroepen tegen mijn vaste fysiotherapeute. Zij ging met zwangerschapsverlof en bracht mij onder bij een collega. Voorlopig moet ik het dus doen met Tarzan. Bij het afscheid dacht ik even een glimp van mededogen te ontdekken in zijn advies om veel te drinken. Wat zou het snelst verdoven? Whisky, Tequila? Helaas torpedeert hij deze heilzame opties direct met een streng “water of thee.”
Braaf lurk ik een pot Earl Grey leeg. Mijn telefoon pingt sadistisch de volgende afspraak in m’n agenda. Van dit vooruitzicht schieten mijn nek en schouders spontaan weer in een verstijving.
Gerda Lether