We zijn op weg naar een huis op een berg in Andalusië. Jose, de eigenaar, rijdt voor ons uit om de weg de wijzen. Vanaf de doorgaande weg schiet hij een smal paadje in. Wij volgen en slalommen omhoog. Elke keer wanneer een huis in zicht komt, denken we ‘Dat zal ’t zijn’. Maar Jose trapt het gaspedaal diep in en neemt ronkend nog een haarspeldbocht. Onverschrokken voert hij ons over het onverharde pad vol kuilen en zonder vangrail naar ongekende hoogte. Wij volgen steeds stiller en leunen instinctief weg van de diepte waar we langsrijden.

Is het doodsangst wat we voelen? Ik verdenk Jose er zo langzamerhand van een engel incognito te zijn die ons leidt naar de hemelpoort. Met het hoofd in de wolken en week in de knieën bereiken we onze bestemming.

‘Your gggouse for zis wiek’, zegt Jose trots. Het uitzicht waar hij op wijst is adembenemend. In de diepte liggen dorpjes met witte huisjes als legosteentjes. In de verte lonkt de zee en om ons heen groeien mango’s, avocado’s en druiven. Verderop klinkt hanengekraai en op het terras pronkt een forse barbecue. Dat stemt gerust, we hoeven niet te verhongeren als we nooit meer naar beneden durven.

Na een avond met Spaanse wijn onder een heldere sterrenhemel lijkt de berg al een stukje minder dreigend. En na een paar avonden tapas variadas bij Paco in het legodorp, weten we zelfs in het pikdonker ons adelaarsnest veilig te bereiken. We zetten wel een geheim wapen in. Elke keer wanneer we onze berg op of af slingeren, brullen we hartstochtelijk mee met De Dodenrit van drs. P.

Natuurlijk, wij zijn niet in een trojka onderweg naar Omsk. Maar we hebben wel een bloedstollende tocht gemeen. ‘We doen heel onbekommerd en zingen continu. Toch moet er iets gebeuren onder moeders paraplu.’ Jolig bezingen we hoe de hele familie P.  ten prooi valt aan de wolven.  ‘Nu nog maar twintig werst en Hoeperdepoep zat op de stoep.’

Echt, het helpt! Van zoveel vrolijk leed wordt zelfs onze hoogmoedige berg nederig.

Gerda Lether