Om even te ontsnappen aan de waanzin van de wereld, nestel ik me met een boek en een kop earl grey in een zachte stoel. Warme zonnestralen dringen door het ongewassen raam en beloven dat alles goed komt. En ik wil het graag geloven.

Na een paar hoofdstukken leg ik mijn boek opzij. De zonnekracht heeft de onrust uit mijn lijf gejaagd en maakt me loom. Ik dommel naar een vredig niemandsland.

Helaas wordt mijn harmonieuze staat al snel ruw verstoord door het vermoeden dat iets of iemand mij begluurt.  Ik voel gewoon dat er een indringende, starende blik op me gericht is. Behoedzaam kijk ik door mijn wimpers en zie ik dat Fox, onze rode kater, op de leuning van de stoel zit. Zijn oranje vacht vlamt in de zon en zijn groene ogen doen een overtuigende imitatie van een staredown. Zodra hij merkt dat ik wakker ben laat hij een verontwaardigd ‘Mmmmgggrraaauuuww’ horen.

Ik weet dat dit exemplaar zich ‘Oranje boven’ waant en ongevoelig is voor steekhoudende argumenten, grenzen of fatsoensnormen. Hij zal mijn plek onder de zon, desnoods door middel van gesar en draaikonterij, hoe dan ook opeisen. Dus pas ik omwille van de lieve vrede een beproefde onderhandelingstechniek toe. Ik paai hem met zachte geluidjes en complimentjes en kriebel achter zijn – door buurtgevechten gehavende – goddelijke oren. Al snel geeft hij zich gewonnen en nestelt zich spinnend op mijn schoot. Een onophoudelijk gekriebel als uiting van opperste adoratie is de prijs die ik voor dit tijdelijk bestand betaal.

Uiteindelijk springt Fox van mijn schoot om te controleren of de cateringservice al langs is geweest. Terwijl hij weg schrijdt, blikt hij triomfantelijk achterom. Dan zie ik dat hij op slinkse wijze een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten op mijn broek en shirt. Een legertje oranje haren heeft zich vastgezet in de stof en houdt hardnekkig stand.  Ik ga op zoek naar de plakroller en overweeg een sanctie op kriebels en toeslagen op kattenbrokken en blikvoer.  

Gerda Lether